Knie
Belt et al. in Acta Orthopaedica: Externe validatie van voorspellende modellen voor heup- en knieprothesen in Nederland
Gegevens uit registers, zoals de LROI, kunnen worden gebruikt voor externe validatie van voorspellende modellen. Dit is echter niet altijd mogelijk, omdat niet alle voorspellende kenmerken worden vastgelegd. De modellen die in deze studie zijn gevalideerd op de Nederlandse bevolking, presteerden niet optimaal. Ze konden niet met voldoende zekerheid inschatten of een revisie zal plaatsvinden bij een individuele patiënt. Dit benadrukt het belang van externe validatie voordat modellen worden gebruikt in een nieuwe populatie. Om de bruikbaarheid van registerdata voor de validatie van toekomstige voorspellende modellen te vergroten is het zinvol om relevante voorspellende kenmerken en uitkomsten, zoals diabetes, opioïdgebruik en depressie, in registraties op te nemen.
Heijdra Suasnabar et al. in Osteoarthritis and Carilage Open: Langere levensduur na een heup- of knieprothese vanwege artrose
Dit onderzoek bevestigt dat Nederlandse mensen met artrose na een totale heup- of knieprothese gemiddeld langer leven dan de algemene bevolking. Sociaaleconomische status en algemene gezondheid dragen hieraan bij, maar verklaren slechts een klein deel van het verschil. Verder onderzoek naar onder andere leefstijl en beweging is nodig om meer inzicht te krijgen in hoeverre deze factoren meespelen. Het langer leven na een prothese wijst op verschillen tussen mensen die wel en geen operatie krijgen. De precieze oorzaak is onduidelijk, maar het is belangrijk dat zorgverleners de criteria voor het krijgen van een heup- of knieprothese kritisch bekijken.
Bonsel et al. in International Journal for Equity in Health: Verschillen in ervaren gezondheid na een heup- of knieprothese tussen SES-groepen
Mensen met een lagere sociaaleconomische status ervaren met name vóór, maar ook na een heup- of knieprothese een lagere kwaliteit van leven, meer pijn en slechter functioneren van het gewricht dan mensen met een hogere sociaaleconomische status. Dit zou bijvoorbeeld kunnen komen doordat ze later worden doorverwezen naar de orthopedisch chirurg of doordat er barrières zijn in de communicatie. Toch valt op dat deze patiënten hun algemene gezondheid niet veel slechter beoordelen en net zo tevreden zijn over het resultaat van de operatie. Mogelijk hebben zij andere verwachtingen van de behandeling. Al met al laten deze resultaten zien dat het belangrijk is om bij de zorg en begeleiding rekening te houden met sociaaleconomische verschillen.
Van Egmond et al. in Acta Orthopaedica: Geen reden om het getal 13 te mijden bij heup- en knieprothesen
De resultaten van dit onderzoek laten aan zowel orthopedisch chirurgen als patiënten zien dat het bijgeloof rondom het getal 13 ongegrond lijkt te zijn voor prothesemaat en een operatie op vrijdag de 13e. Er lijkt geen reden om het getal 13 te vermijden in de operatiekamer, waarbij beslissingen bij voorkeur moeten worden genomen op basis van rede en bewijskracht en niet op basis van angst of bijgeloof.
Yepes-Calderón et al. in Acta Orthopaedica: Trends in gebruik van opioïden en benzodiazepines na een heup- of knieprothese
Tussen 2013 en 2022 is het gebruik van kalmeringsmiddelen (benzodiazepines) bij mensen met een heup- of knieprothese in Nederland afgenomen. Het gebruik van sterke pijnstillers (opioïden) is in diezelfde periode juist sterk toegenomen, zowel vóór als na de operatie. Ondanks waarschuwingen over de risico’s gebruikte tussen de 6 en 11 procent van de mensen beide middelen tegelijk. Huisartsen schreven deze medicijnen het vaakst voor, maar orthopeden waren medeverantwoordelijk voor ongeveer een derde van de voorschriften waarbij beide middelen tegelijk werden gebruikt in de eerste maanden na de operatie. Deze resultaten laten zien dat vooral het gebruik van opioïden nog steeds een belangrijk aandachtspunt is in de zorg rondom heup- en knieprothesen.
Van Veghel et al. in Bone & Joint Open: Hoeveel mensen in Nederland hebben een heup-, knie- of schouderprothese?
In 2022 hadden ongeveer 800.000 Nederlanders minstens één heup-, knie- of schouderprothese, wat neerkomt op 1 op de 12 mensen van 40 jaar of ouder. Vrouwen hebben vaker een gewrichtsprothese dan mannen en vooral mensen van 80 jaar of ouder hebben relatief vaak minstens één gewrichtsprothese. Deze resultaten geven een goed beeld van de hoeveelheid mensen dat met een gewrichtsprothese leeft in Nederland. Dit kan helpen bij het voorspellen van de toekomstige zorgbehoeften door complicaties na een gewrichtsprothese en de verwachte vraag naar gewrichtsprothesen in de toekomst.
Ten Noever de Brauw et al. in The Bone & Joint Journal: Leeftijd en overleving van gecementeerde en ongecementeerde halve knieprothesen
Ongecementeerde mediale Oxford halve knieprothesen hebben een betere kortetermijnoverleving dan gecementeerde mediale Oxford halve knieprothesen bij jongere patiënten. Daarnaast werden er leeftijdsgebonden verschillen gevonden in de redenen voor revisie: loslating kwam vooral voor bij gecementeerde bevestiging, terwijl periprothetische fracturen vaker voorkwamen bij oudere patiënten met een ongecementeerde halve knieprothese. Deze resultaten benadrukken het belang van het zorgvuldig overwegen van de leeftijd van de patiënt bij het kiezen van de meest geschikte soort bevestiging.
Hoogervorst et al. in Acta Orthopaedica: Europese registerdata: Wordt dezelfde knieprothese in meerdere landen en voor vergelijkbare patiënten gebruikt?
Veel knieprothesen komen in meerdere registers voor, waardoor gegevens gecombineerd zouden kunnen worden om problemen sneller te detecteren. Doordat deze prothesen vaak bij verschillende patiëntgroepen worden geplaatst, is een betrouwbare vergelijking van resultaten tussen registers echter lastig. Dit betekent dat resultaten over totale knieprothesen op basis van gecombineerde gegevens uit meerdere registers met voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd.
Huizinga et al. in Acta Orthopaedica: Totale knieprothese na een standscorrectie of halve knieprothese
Een totale knieprothese is na een eerdere halve knieprothese (unicondylaire knieprothese) vaker complexer en gaat minder lang mee dan een knieprothese na een standscorrectie (hoge tibia osteotomie). Deze informatie is belangrijk bij de keuze voor een operatieve behandeling bij artrose aan één kant van de knie, vooral bij jongere en actieve patiënten.
Leta et al. in JBJS Open Access: Hoe zinvol is antibiotica in botcement bij totale knieprothesen voor patiënten met een hoog infectierisico?
Bij patiënten met een verhoogd risico op infectie (ASA-score III of meer, BMI vanaf 35 of diabetes) lijkt het gebruik van botcement met antibiotica niet gepaard te gaan met een lager risico op revisie vanwege een periprothetische infectie. Klinische studies zijn nodig om te bepalen of botcement met antibiotica extra voordeel biedt.
Huizinga et al. in KSSTA: Eerdere standscorrectie en uitkomsten na een totale knieprothese
Bij een totale knieprothese na een eerdere standscorrectie zijn vaker revisie-onderdelen nodig dan bij een primaire knieprothese zonder standscorrectie. Ook gaat de knieprothese minder lang mee. Hierbij spelen de revisiecomponenten waarschijnlijk een belangrijke rol. Tot 1 jaar na de operatie zijn er bij de patiënten die vragenlijsten hebben ingevuld geen verschillen gevonden in pijn en functie. Ondanks de beperkingen van dit onderzoek is deze informatie waardevol voor jongere en actievere patiënten met artrose die mogelijk in aanmerking komen voor een standscorrectie.










